Er zijn geen fouten, er is geen toeval. Alle gebeurtenissen zijn zegeningen, aan ons gegeven om ervan te leren.

— Elisabeth Kübler-Ross

Dankbaarheid – door Koen Brantjes

Er zijn in het leven heel veel redenen voor dankbaarheid, in samenhang met al wat ons omgeeft. Wie en wat we in onze leefwereld tegenkomen draagt wezenlijk bij aan onze persoonlijke ontwikkeling. En zelfs aan ons leven zelf.

Dank dus aan mijn ouders, broer en zussen en familie, dat ze mij een warm nest geboden hebben waarin ik als hanig kuikentje aan de wereld wennen kon. Ook aan mijn vriendjes en vriendinnetjes op school, die me kameraadschap schonken en mij lieten kennismaken met hun aanmoedigingen, hun rotstreken en hun pestgedrag. Het heeft allemaal aan mijn vorming bijgedragen. En dank aan mijn generatiegenoten in mijn studietijd, met wie ik samen kennis en ervaring opdeed, en die mij opvingen als het eens wat uit de hand gelopen was of als ik het niet meer zag zitten. Maar die me ook al met de schaduwzijden van het volwassen leven confronteerden. Dank natuurlijk ook aan mijn partner en mijn kinderen, van wie ik onvoorwaardelijke steun en liefde ontvangen heb en nog ontvang. Dank ook aan de mensen die ik beroepsmatig   ontmoette, van wie ik een ongecensureerde inkijk kreeg in hun verstandige, wijze, gelukkige, soms uitbundige leefwereld, of juist in hun gebrekkige, egoïstische, kortzichtige en gevoelloze houding. En aan de mensen die mij stimuleerden om op latere leeftijd nog nieuwe hobby’s op te pakken en te blijven leren. Al die mensen hebben mij gevormd en bijgedragen aan hoe ik – met een stukje eigen verwerking – geworden ben.

Dank ook aan de dieren die een rol gespeeld hebben in mijn leven. De kippen die ik als jongen mocht verzorgen en die ons voorzagen van eieren en kuikens; de jonge duif die op 1 januari geboren was, met een zwarte en een witte vleugel (“kuifje”). De sukkel van een hond die mijn jeugdvriendin en mij uitnodigde of dwong om eindeloos in het bos te wandelen. De honden die later ons huis moesten bewaken maar die mij vooral hun onvoorwaardelijke trouw leerden en mij in weer en wind het huis uit joegen. De katten die ons beschermden tegen een muizenplaag tot een van hen – de laatste – op de bedden van de kinderen piste.

Dank ook aan het microscopische leven dat zolang ik leef mijn in- en uitwendige milieu bewaakt en daardoor mijn leven überhaupt mogelijk maakt: de bacteriën, die, soort bij soort, mijn huid, mond en darmen bewonen en daar, generatie na generatie, onophoudelijk hun arbeid verrichten. Ik word me van hen pas bewust als het evenwicht verstoord raakt en mijn darmen, mond of huid ziek worden. Ik leef met hen in een mutualistische symbiose (mooie term!), dat wil zeggen in een samenwerking tussen verschillende soorten organismen waarvan beide voordeel hebben. Mijn bacteriën en ik  dus. Ik ben gewoon een onderdeel in die symbiose. En ja, zij kunnen ook schadelijk werken wanneer ze door omstandigheden (mijn schuld!) uit hun rol vallen.

Met dat minuscule leven in mijn lichaam en mijn huid zijn ook de nog kleinere deeltjes onlosmakelijk verbonden: de virussen. Zonder hen zou mijn lichaam al lang te gronde gegaan zijn. Dank dus ook aan hen want zij zijn met hun bijna 5000 soorten en hun onvoorstelbare aantal onontbeerlijk voor de voortgang van het leven in de wereld, in de kringloop van het leven in de oceanen, de planten, de dieren en… de mensen. Ze regelen het dynamische evenwicht in de aantallen en soorten bacteriën in onze huid en darmen. Ruimen wellicht ook overbodige of stuurloze cellen in mijn lichaam op. Zij zijn de regelaars van het leven, straffen overdaad af en houden zich terug bij schaarste. Tot niet zo lang geleden was er weinig over hun rol bekend en ze werden nogal eens in een kwaad daglicht geplaatst. Onbekend maakt onbemind.

Mijn lichaam wordt mijn leven lang van tijd tot tijd bezocht door zogenoemde griepvirussen, vooral wanneer ik erg vermoeid of gestrest ben. Zij manen mij tot rust en zetten mijn afweermechanisme aan tot afweer. Zo werken ze als ‘alarmoefening’ voor als het een keer écht nodig is. Dat is ook iets om dankbaar voor te zijn.

Sinds een jaar gaat een variant van zo’n virus de wereld rond. Het prikkelt bij talloze mensen de afweer. Die alarmoefening verloopt nogal eens niet goed. Het blijkt dat het afweermechanisme vaak niet goed genoeg afgesteld is. Het is niet goed aangelegd of slecht onderhouden, of gewoon oud en versleten.

Is het echt nodig dat zo’n heftige alarmoefening plaatsvindt? Is dat ergens goed voor? Wie of wat regelt dat? Moeten we als mensen daar uiteindelijk ook dankbaar voor zijn?

Of alleen als het voor ons allemaal goed afloopt?

 

Koen Brantjes, januari 2021.