Het is alleen de allersterksten gegeven om de verleiding van de macht te weerstaan voordat deze volledig bezit van hen genomen heeft.

— 

Open of gesloten samenleving 2

In aansluiting op wat ik de vorige maand schreef wil ik een ervaring uit het verdelen ophalen. Dit staat los van de aanleiding van de vorige maand. De kwestie die toen speelde was immers niet belangrijk maar mijns inziens wel wezenlijk.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw woonden wij, Tineke en ik, op het platteland. Onze jongste kinderen gingen naar de nieuw opgerichte vrije school in de meest nabije grotere plaats en wij pikten daar – zoals zovelen – allengs meer op over antroposofie. We verdiepten ons in de antroposofische literatuur en bezochten per jaar enkele voordrachten en symposia, vaak in de Reehorst in Driebergen, maar ook elders. Bij die gelegenheden ontmoetten we interessante mensen die dichterbij de antroposofische beweging en vereniging stonden dan wij. Met hen voerden wij boeiende en inspirerende gesprekken en kwamen daarna verrijkt thuis. In de loop van de jaren negentig voelden we de impuls om ons bij de Antroposofische Vereniging aan te sluiten en zo geschiedde. We voelden wel dat we in die tijd aan de buitenkant van de vereniging bleven staan maar door tijdgebrek en andere bezigheden konden we dat niet veranderen. We lazen de Motief en bleven af en toe symposia bezoeken maar kwamen zo niet echt verder.

Totdat we in gesprek met een ‘ingewijde’ ontdekten dat er zoiets als klassenuren bestonden. Hij legde uit dat achter de kriebels in Motief – (k)24-9(14) Xxxxstraat xx, naam, tel.0x0 0000000  – de aankondiging van de klassenuren schuilgingen en vertelde er wat meer over. 

Dat maakte ons nieuwsgierig, we oriënteerden ons daar over en belden de klassenlezer in de grotere plaats op. Al nadat Tineke twee zinnen gesproken had onderbrak hij haar. Hij adviseerde om eerst eens een paar jaar de Grondsteenspreuk te mediteren. Daarna konden we dan verder zien.

Na deze teleurstellende botte afwijzing telden we onze knopen en namen op advies van vrienden contact op met een andere klassenlezer, verder weg. Deze nodigde ons bij zich thuis uit en na een plezierig gesprek kregen wij onze begeerde blauwe toegangskaart tot de klassenuren. Bij hem hebben we ons de jaren erna zo vaak we konden verdiept in de inhoud en we weten heel goed dat we er nog niet mee klaar zijn.

Ik weet dat dit twintig jaar geleden gebeurd is, en dat er sindsdien een en ander veranderd is. Maar ik vermoed ook dat er nog altijd mensen zijn die belangstelling hebben voor de antroposofische inhoud maar de weg niet vinden naar, en daarna in, de vereniging. En ik denk dat de antroposofische wereld en zeker ook de antroposofische instituties wijd open moeten staan voor de buitenwereld.

Deze ontboezeming is gebaseerd op oud zeer, ik weet het. Maar het oude zeer wordt steeds gewekt wanneer ik sporen zie van die oude afgeslotenheid. Hoe goed anderen het ook mogen bedoelen.

Koen Brantjes

PS: Nadat ik het bovenstaande geschreven had las ik het artikel van Pim Blomaard in de Motief van september (Motief 265, p.16-18, Als de ene mens tot de ander spreekt.). Daar voelde ik me erg door aangesproken.