De zin van het leven zit in de lessen die je door het leven krijgt aangereikt.

— Marianna van Praag (rabbijn)

Lepels, vorken en messen…

Het bestek moet nog uitgezocht worden. Een bonte verzameling van tafelzilver ligt verdeeld over twee bakken. Met drieën buigen we ons erover. Het zilver ziet er als volgt uit: helder, antracietkleurig bevlekt of donker met regenboogkleuren. Mijn zoon begint meteen de spullen in te delen: verzilverd, roestvrijstaal en massief zilver. ” Alles kan versnipperd worden “, weet hij, “dus vermalen, gezeefd en opnieuw gebruikt.“ Iets langer dan tien jaar zit hij al in de metalen. Zijn vrouw zoekt de series uit, en ik kijk wat ik mooi vind en eventueel zou willen hebben. Ik ben al met de messen bezig en dan laat ze me een reeks koffielepeltjes zien, donker bevlekt, dus er zit wat zilver in, weet ik nu.

Na even turen ontdek ik bekende vormen: “Oh, die is van mijn vaders werk en deze is van onze parochie, katholiek dus, en deze van het koningshuis, en deze… Mijn zoon heeft er geen zin meer in, maar zijn vrouw houdt hem aan het werk: “Vooruit deze bak nog en dan zijn we klaar “. (Ze zegt het in het Engels, want ze komt uit Noorwegen.) Alles komt tenslotte in één bak en ga ik eten koken.

En dan reis ik plotseling per koffielepeltje en herinneringsgevoel (een vaag hartzeer) terug in de tijd: De zondagvoormiddag dient zich aan. Het is half twaalf, koffietijd. Mijn moeder zet koffie en snijdt de cake in plakken. Mijn vader zit tegenover mij, met het boek van L. de Jong open, te praten met een buutgenoot van een paar huizen verderop. Onderwerp zijn de puisten, of konten, die her en der verspreid liggen op de boerenakkers. Een puist is een overgangsstuk van de stam van de boom naar de wortels. De buurtman heeft er weer een ontdekt en brengt verslag uit waar er weer eentje ligt en hoe ze die nou het beste eruit kunnen krijgen en van welke boer dat stuk land is. We hebben een vulkachel en dat hout brandt als de hel.

Mijn vader zit al te peinzen wanneer hij in actie kan treden… vanmiddag niet, want wandelen met de hond en de kinderen.

Mijn moeder bemoeit er zich nadrukkelijk niet mee. Ze komt net van de hoogmis thuis en, koffiegezet en cake gesneden, heeft ze geen zin in puisten en al helemaal niet in konten ergens in het veld. Ze heeft sowieso moeite met die hele ondernemingen. Maar om op deze manier gratis aan kachelstook te komen, heeft ook wel wat. Bovendien heeft haar man in zijn vrije tijd wat te doen en brengt hij ook weer verhalen mee van het huishouden van de betreffende boer. (Maatschappelijk werkster)

Ondertussen luister ik (elf, twaalf jaar) naar het gesprek en schil de aardappels en doe de boontjes, mijn moeder krijgt er “zo’n verschrikkelijke handen van”… net als trouwens van het zilver poetsen, dus dat ook maar gedaan.

Zo zitten we daar. Hoe lang?  Eén kopje koffie? Twee? Het komt mij nu oneindig voor. Het geheel krijgt ook een bepaalde, bewegende vorm. Alsof iedereen vanuit zijn eigen straal naar een middelpunt schijnt en zo een warme ronding vormt. Even een centrum als een vluchtige zon. Ja, waar komen we allemaal toch vandaan, langer geleden dan we oud zijn?

Ik voel een verlangen om er weer bij te zijn, bij die zonvorming, bewuster dan toen. Maar gelukkig heb ik toch meer opgenomen aan waarnemingen, realiseer ik me nu.

Ik neem me voor het massief zilver, verzilverd en roestvrij staal te poetsen, zodat ze er weer stralend uitzien. Dan kunnen mijn grote kinderen kiezen wat ze willen hebben van deze lepels, vorken en messen.

Ine Quadekker, maart 2021